Frank Weijering is op 23 februari 1965 geboren in Losser. Sinds 1985, met uitzondering van een paar uitstapjes links en rechts, woonachtig in Enschede, samen met vrouw Margot en dochters Sterre, Verle en Eva. In het dagelijks leven docent op Saxion, academie Mens en Maatschappij. Motto: Er is altijd veel meer dat ik niet weet dat wel. Iedere dag opnieuw ben ik oprecht blij dat er woorden bestaan en dat ik ze vrij mag gebruiken!
Frank Wijering
Ik durf niet goed
maar tegen dochters
is uiteindelijk niks bestand
laat staan mijn angst voor hoogte, dus
De stad blijkt onveranderd, op het oog
rijden de bussen langs dezelfde lijnen
valt de winterkou even snijdend uit de dooie hoeken
wandelen zelfs dezelfde mensen op weg
Er cirkelt papier
door jouw stegen, woorden
vertrapt en in portieken door regen
aangetast zoekend naar luwte of vergetelheid
Ze lopen langs
het Muziekkwartier:
twee zwervers
met in hun handen een karton
(maandagochtend manege ’t Roessingh)
Zachte warme huid zachte
warme huid tegen mijn wang
zachtstrelende haren tegen mijn wang
Gebukt onder de terreur van bordkartonnen vrolijkheid
sleept de schamele karavaan zich voort. Om de leegte
hebben we ons vrolijk uitgedost.
Ook dit jaar slaat de regen Enschede
Een gedicht maken is in de eerste plaats spelen met woorden. Speel met woorden en je hebt een gedicht gemaakt. Zoals in dit voorbeeld:
Ik sta in de Freinetschool, maar
ik kijk om me heen en denk: oké
vrij net, maar het kon best netter.
Wie is de mens dan? Tot materie
gestolde energie met daarin
opgenomen: 26 letters
en de cijfers nul tot en met negen
Ik ben het kind tussen de zwervers
bedelend langs het Muziekkwartier,
ik was bij de gang naar de voedselbank,
van mama moest ik helpen dragen,
Wat heeft dit land? Het ligt hier
en vertelt verhalen van voor de baksteen.
Het heeft zolang gewacht en nu
neemt het mij op in dit uitzicht: hoor eens,
(in de geest van W. Wilmink)
In de schaduw van zijn grote broer
voelde hij zich safe
zolang hij hier maar bleef
(i.m. W. Wilmink)
De mooiste woorden die ik heb
ik zal ze laten rusten
in bed, lang na het welterusten
Het jubelt mij vooruit
als lenteregen
Het kriebelt als zand
achter mijn shirt
Kijk: een taart bestaat natuurlijk niet
uit 10 losse ingrediënten, zoals meel
en suiker en eieren en zout
en slagroom enzovoort.
(eenvoudig roerbakrecept voor passend werk)
Gooi je talent te grabbel!
Vouw het tussen het oude nieuws
en verbrand het!
(Burgerzaal, na de markt)
Opgeslagen indrukken vinden hun weg
naar de kern van het wezen: als
spermacellen vechten ze om de eerste plaats,
(voor Bob Boswinkel)
Hij dacht altijd al in dimensies
dus om daar woorden aan te geven
was een koud kunstje, gewoon
(de drie moeraseiken spreken)
Dit is de plek om te zijn: onze wortels
in papaver, omsingeld en in bloemen
opgenomen. In het hout
(route voor toerist met honger)
Ploegstraat
Zaaierstraat
Goudenregenstraat
(met échte vliegtuigen!)
Er was eens een:
‘compacte luchthaven in het groen’.
Dat kon natuurlijk niet
Een geur van hoger honing
verscheurde de vredige stilte
een geur van hoger honing
en de illusie van beloning
(een verklaring van groei)
Terwijl het kabinet beraadslaagde hoe
het verder moest
- met de vervetting
Te koop: flats met uitzicht,
toiletpapier en gratis mededogen.
Cultuur hangt onbekommerd aan de lijn
te drogen, de gemeente timmert hier
(opening poëziemarathon 24 jan 2010)
In de wereld om mij heen
ligt het draaiboek van mijn ziel
het spel waarin ik speel
Hèhè, God zij dank, nu eindelijk weer thuis
waar het behang rechtstandig van de muren
viel
waar het bier verschraalde in koffiemokken en in dromen
(Freudiaans Stemadvies
voor de aarzelende Enschedeër)
1. Stem alsof
je nog in het vruchtwater ligt:
In die jaren was zo’n beetje iedereen in Enschede
een soort van gelukkig. Dat was behoorlijk
irritant, maar niet zorgwekkend.
Een kleine splintergroepering ontdekte
(Auschwitz, barak na de bevrijding)
Weet u wat het is om de wind
te keren voor leegte? Niemand
die mijn houten huid nog langer koestert
De gong! De gong!!! Hij krijst
door de tiende ochtend wijst na, na
knettert nog jaren na van oud hout
en herinneringen – de roombeek
(doop van de Stadshaard in drie tegelwijsheden met een korte toelichting)
Tegelwijsheid 1:
Verandering – transformatie – is het wezen van de dingen.
De dingen krijgen van ons, mensen, een naam, zoals ‘ik’, of ‘buurman’, of ‘Enschede’, of ‘Roombeek’, of ‘Stadshaard’. Wij weten dat de dingen nooit hetzelfde zullen blijven. Daarom hebben we rituelen bedacht, vormen, waarin men de overgang van het één naar het ander, een plek en betekenis kan geven. Een voorbeeld daarvan is de doop, waarmee we iets of iemand een ‘vaste’ plek in de gemeenschap geven. Er bestaat binnen zo’n gemeenschap altijd een zekere consensus over hoe de dingen horen te zijn. Over wat de moeite waard is. Dat noemen we cultuur. Dit mag wel, dat mag niet, dit is mooi, dat is lelijk, enzovoort.
De aarde bestaat zo’n 4,6 miljard jaar
De mens daarbinnen 2 miljoen
Daarbinnen de moderne mens 10.000
In de moderne mens het Humanisme 210
Voor de honderdtwintig zorgen
in mijn hoofd zijn witte wolken
in de plaats gekomen
ze drijven voorbij en laten mij
(het gras spreekt)
We zijn het krijt ontgroeid
de grenzen zijn opgeheven.
We staan met zijn miljoenen
De zomers waarn lang en leug,
en de stad zat nog vol
met gaatn: Eanske werd pas groot
in’t niemandslaand.
Asfalt
onder een jonge zon
de herinnering aan diesel
en frituurvet
(van Heekpark, juli 2009)
Behalve de loden warmte
(neem de tijd voor dit gedicht
want hitte is stroop voor de zintuigen)
(camping de Loeks, Enschede)
Onder mij groeit het gras
sneller dan ik adem,
het draagt mij tot ik
Aandoenlijk was het, de groep
Mongolen spetterend in het water
stralend als de zon
in het geschater. Later
(Jekerstraat 140-260 Enschede)
Bij gebrek aan tuin heb ik
een tuinstoel gekocht
en twee vierkante meter gras
Het is hartje zomer, maar de Stadshaard brandt.
Het ketelhuis van Essent, vormgegeven door Hugo Kaagman, is zo’n gebouw waar iedereen meteen een mening over heeft. Je vindt het prachtig, of aanstootgevend. Een ontsierende afleiding van de naastliggende Mariakerk, of een object met ballen; het toefje op de Roombeektaart.
Wat is het?
Voor een stadsdichter is het meer dan voldoende als een gebouw in Enschede zo evident tot ieders verbeelding spreekt. Het mengt traditie met vernieuwing. Het is onontkoombaar.
Wat iets van iets maakt
staat nergens vast
omschreven. Zoals Enschede is
gemaakt van alles wat
Behalve voor een ramp en de gevolgen
kwamen wij nooit naar Enschede
maar ik beloof u: op een dag zullen wij besluiten
zomaar te komen. Per rijwiel gaan we
(een open rekening)
’s Morgens rolt hij stinkend
ons bed uit en kruipt
naar zijn baas: een magnaat
Wat het leven
vaart geeft
is een motor
onder je reet
(weemoed in Sonnet, niet rijmend, maar met leeswijzer!)
Hier hangt voor altijd het wachten (leespauze)
alle verzegelde uren zijn zorgvuldig
opgeslagen in het collectief
(verslag van een reis: in de Stadshaard)
Wij waren er en wij hebben het:
overleefd. In het brandpunt
van de Stadshaard zagen wij het licht:
(over wat niet begraven kan worden)
Mijn oom Johan is nu net zo dood
als de Enschedese textiel
maar toch hangen ze samen
(advies bij naderend onheil)
Als het ooit zover komt
dat de zee de boulevard
van Enschede bereikt